Hoeveel kinderen hebben hoofdluis? Niemand weet het. Daar moet verandering in komen met de vragenlijsten van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM).
Pas als je weet om hoeveel kinderen het gaat, wordt duidelijk of de huidige richtlijnen voor bestrijding van hoofdluis aansluiten bij de praktijk. Misschien blijkt het bijvoorbeeld nodig om de voorlichting aan te passen.
In 2009 is een Landelijk Luizenonderzoek gehouden. Toen bleek dat bij 1 op de 4 gezinnen met schoolgaande kinderen dat jaar de parasiet op bezoek was geweest. Of dit beeld helemaal klopt, is niet bekend: met slechts 550 deelnemende gezinnen is het gevaarlijk om al te stellige uitspraken te doen. Hoofdluis komt vooral bij meisjes voor: hun vaak lange haar geeft luizen meer kans.
Feit is dat er sprake is van een forse toename. In 1994 deed de GGD onderzoek. Toen had maar 11 procent van de gezinnen last van hoofdluis. Een mogelijk oorzaak van de stijging is de resistentie van luizen tegen de meest gebruikte bestrijdingsmiddelen.
Het onderzoek van het RIVM is een paar maanden geleden gestart. De hoop is dat er genoeg mensen meedoen om statistisch betrouwbare cijfers te krijgen.
De eerste vragenlijst van het RIVM is voor ouders van (jonge) kinderen. De toepasselijke titel is ' Luis thuis?
' Ook als je kind nog nooit hoofdluis heeft gehad, hoopt het instituut op je medewerking. Het invullen van de vragenlijst duurt ongeveer vijf minuten.
De tweede enquête is voor leerkrachten en docenten op basisscholen en middelbare scholen (ja, hoofdluis komt steeds vaker ook op middelbare scholen voor). In ' Luis op school?
' gaan de vragen over het aantal kinderen dat is gecontroleerd en bij hoeveel kinderen er hoofdluis is gevonden.
Om een kind te onderzoeken op de aanwezigheid van luizen, kam je het haar met een luizenkam/netenkam boven een stuk wit papier. De luizen zullen op het papier vallen als kleine grijsblauw of roodbruin gekleurde spikkels.
Neten - de eitjes van de luis - lijken op roos. Het verschil is dat roos los zit, terwijl neten in het haar blijven plakken. Het haar achter de oren en in de nek niet vergeten. Luizen en neten houden van warme plekjes!
Wanneer een kind hoofdluis heeft, is goed kammen met een kam met metalen tanden het belangrijkste. Twee weken lang kammen in nat haar (tip: crèmespoeling in het haar maakt het doorkammen gemakkelijker). Bestrijdingsmiddelen kun je gebruiken: het kan geen kwaad, maar veel hoofdluizen zijn al resistent tegen de middelen.
Je moet ook nagaan hoe het zit met de rest van het gezin. Omdat luizen 'overlopers' zijn, kunnen andere gezinsleden ook hoofdluis hebben.
Dit filmpje (4:52) van het RIVM zet het allemaal nog eens op een rijtje.
Luizencapes over kinderjasjes hangen, knuffels en beddengoed wassen, borstels uitkoken, de auto stofzuigen: dit zijn maatregelen die niet bewezen hebben te helpen. Daarom haalde het RIVM ze in 2011 uit de richtlijn. Sindsdien hamert het RIVM op het nut van kammen.
Het idee was dat luizen via kinderjasjes van het ene bij het andere kind terecht komen. Maar luizen verspreiden zich tussen mensen via direct haar-haar contact. Ze leven van het bloed dat ze via de hoofdhuid opzuigen. Als ze van het hoofd vallen, zijn ze binnen de kortste keren dood wegens gebrek aan warmte, uitdroging of uithongering.
De meeste scholen doen na de vakantie een luizencheck. Het RIVM wil het liefst dat ouders kinderen ook thuis regelmatig controleren.